, [], Whether there is a "morning" and an "evening" knowledge in the angels?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En wij hebben [65]het profetische woord, [66]dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij [67]daarop acht hebt, als op [68]een licht, schijnende [69]in een duistere plaats, totdat [70]de dag aanlichte, en de [71]morgenster [72]opga in uw harten. 65. Namelijk dat in de schriften der profeten staat beschreven, hetwelk van de kracht en de komst van Christus overvloedig getuigt. Zie Luk.1:70; Joh.5:39; Hand.10:43; Rom.1:2; 1 Petr.1:10. 66. Grieks dat vaster is; hetwelk verstaan kan worden zo het luidt: in vergelijking van deze getuigenis van Petrus, ten aanzien van de Joden; gelijk Hand.17:11, of naar een Hebreeuwse wijze van spreken, allervast, of zeer vast; namelijk om daarop, als op een zeer vasten grond, ons geloof te bouwen, Ef.2:20, welke verklaring de eenvoudigste is. 67. Of u daaraan houdt. 68. Of een lantaarn, kaars, gelijk de Schrift ook elders zo wordt genoemd, Spreuk.6:23; Ps.19:9, en Ps.119:105, omdat het het middel is, waardoor wij verlicht worden met de kennis der zaligheid. 69. Dat is, in de harten der mensen, die van nature verduisterd, ja de duisternis zelf zijn, in zaken die de zaligheid aangaan, Joh.1:5; 1 Kor.2:14; Ef.4:17,18, waarvan de overblijfselen in de wedergeborenen nog zijn, zolang zij hier op aarde nog leven; 1 Kor.13:9, enz. 70. Grieks de dag doorschijne; dat is doorbreke; door welken dag verstaan wordt de tijd der volmaakte kennis in het toekomende leven. 71. Dat is, Christus, die in ons zal opgaan in Zijn volmaaktheid in het toekomende leven, gelijk God het licht, en het Lam de kaars en morgenster van het hemelse Jeruzalem wordt genoemd, ten opzichte van de volle kennis, die wij dan door Hem zullen ontvangen; Openb.21:23, en Openb.22:5,16. 72. Dat is, dat gij daardoor volkomen moogt verlicht worden.
, [], Samuel BËNËTREAU, Ëvangile et prophëtie. Un texte original (1 P 1,10-12) peut-il ëclairer un texte difficile (2 P 1,16-21)? , Vol. 86(2005) 174-191.
It is commonly agreed that the Second Epistle of Peter evinces a knowledge of the First Epistle of Peter (cf 2 P 3,1), but the degree of the influence upon the Second Epistle is assessed differently. This study endeavours to show that the difficult text of 2 P 1,16-21, in which the witness of the apostles is associated with the "prophetic word", becomes clearer and more coherent when a connection is set with 1 P 1,10-12.